Start Omhoog diamonds on stamps afstempelingen specials contact english links Pokeren ? delcampe exhibitions

Diamantjuwelen uit Rubens' tijd

Bron: Provinciaal Diamantmuseum Antwerpen - Jan Walgrave; internet

Reeds in de 15de eeuw gebeurde het dat diamant werd gebruikt voor de opluistering van een juweel. Daarvan getuigen niet alleen de weinige voorbeelden die ervan bewaard zijn; verschillende archiefteksten te Brugge, te Antwerpen

Rubenshuis Antwerpen Belfort van Brugge
Rubenshuis in Antwerpen
OBC 504
Belfort van Brugge
OBC 519

en op andere plaatsen in Europa - Parijs, Nürenberg, Venetië - wijzen op het bestaan van diamantslijpers in deze centra, zodat er duidelijk een vraag was naar geslepen diamant, wat dit dan ook mocht betekenen. In de loop van de 16de eeuw heeft Antwerpen de verwerking van ruw tot geslepen diamant tot zich getrokken en was het reeds een der grootste diamanthandelscentra van Europa.
De lovende uitlating van Ludovico Guiddiardini in 1567 is bekend : hij heeft nergens op zijn vele reizen zoveel slijpers en een zo voorspoedige handel gezien dan in de Scheldestad.

Antwerpen Scheldestad
Antwerpen Scheldestad
OBC 2495

Op een gegeven ogenblik - in 1577 - voelen de diamantslijpers, die in dienst zijn van de handelaars werkten, zich zo sterk dat zij een natie - of gilde - willen oprichten om hun beroep te beschermen en om zich tegen uitbuiting van de kooplui te verdedigen. Pas in 1582 wordt deze Natie werkelijkheid; de Antwerpse stadsarchieven leveren voor de hiernakomende decenndia stof voor een levendig verhaal, dat de bloei van de diamantbedrijvigheid in de stad duidelijk illustreert.

De bijdrage van Antwerpen tot de creatie van diamantjuwelen is dus in de eerste plaats beperkt tot het leveren van diamant. Zeker waren er in die tijd ook heel veel juweliers in onze streken; doch andere steden als Parijs en Londen, Augsburg, het gehele Zuid-Duitse gebied en Italië waren op dit gebied belangrijker, zodat de bewaard gebleven juwelen doorgaans ook uit voornoemde centra stammen.

diamantexpo made in Belgium
Diamantexpo
OBC 1314
"Made in Belgium"
OBC 2105

In de juwelen uit Rubens' tijd komen in hoofdzaak drie slijpvormen voor. De puntdiamant is niets meer dan de oorspronkelijke octaëdervorm die even wordt bijgeslepen om hem meer schittering te geven. De dikke tafelsteen is een octaëder waarvan de bovenzijde tot ongeveer in de helft is weggewerkt. De ontwikkelinkg van het kloven heeft het gebruik van deze slijpvorm in de hand gewerkt. De puntdiamanten waren immers scherp : men kom er zich aan kwetsen en zijn kleren scheuren .... De facetsteen, waarover in de meesterproeven eind 16de eeuw sprake, waren grote schilfers en afgekloven octaëderpunten, waarop men facetten sleep.
De facetsteen wordt soms verkeefelijk als de roos beschouwd : de ronde, bolle roosslijpvorm zijn in de jwuelen hier vóór het midden van de 17de eeuw te zien; pas in die periode behelst de meesterproef ondermeer het slijpen van een 'moderoos'.

borstjuweel

Een borstjuweel van 1620.

Dit juweel bevindt zich in het Schmuckmuseum in Pforzheim, Duitsland

 

In de 16de eeuw komt door de aanvoer van edele metalen en edelstenen, en door de opbloei van de internationale handel weldra een nieuw begrip opdagen : het groot-kapitaal. Er ontstaat een topklasse van land- en geldadel, die ontzettend rijk is en die in praalzucht met de vorstelijke hoven gaan wedijveren. In de tweede helft van de 16de eeuw komt aldus de juweelkunst tot een nooit geziene bloei, temeer daar de geest van het maniërisme deze ontwikkeling in de hand werkte. De juwelen worden gemaakt uit goud en polychroom smeltwerk of email tot kleine wonderen herschapen. Langzaam worden de gebezigde edelstenen - robijn, smaragd, diamant - in de opbouw van het juweel geïntegreerd, in plaats van op de meeste geschikte plaatsen te worden ingezet.
De Spaanse hofmode was toonaangevend; brokaat en juwelen waren een absolute noodzaak. Die vond men dan ook van kop tot teen : hoedenspelden of broches, hoedenkettingen, haarspelden, oorhangers, hals-, borst- en heupkettingen, borsthangers, soms van godsdienstige inspiratie als kruisen, madonna's; armbanden en ringen, gordels en gespen, tot op de schoenen toe.

vrouw met strooien hoed
Suzanne Fourment, dochter van  P.P. Rubens
OBC 2656
detial

Men naaide courant juwelen op de klederen, wat trouwens soms dispuut oplevert tussen de Antwerpse Diamantsnijdersnatie en de gilde der oude klerenkopers. Het Deens koningshuis bezit nu nog paardetuig en pistolen uit die tijd, opgetooid met email en edelstenen; er zijn hondenhalsbanden bewaard, afgewerkt met robijn en diamant!

postkaart hrd postkaart hrd juweel
Postkaart uitgegeven door de HRD - 
Hoge Raad voor Diamant, Antwerpen
Hélène Fourment, door Rubens.
Zij draagt een borstjuweel, bladvormig met vijf losse hangers.

Meer en meer wordt trouwens diamant gebruikt. Zodanig dat de barokjuwelen vooral vanaf ca. 1620 een eerste grote bloeitijd van het diamant hebben waar gemaakt. Rond die tijd wordt het juweel doorgaans minder kleurrijk, want het polychroom email wordt dan vooral op uurwerken, snuifdozen en andere snuisterijen toegepast. Thans worden de uitnemende designers, die tegelijk juweliers waren, pronkstukken uitgetekend, bestaande uit gedreven goud en diamant. De ontwerpen van Peter Symony, gepubliceerd in 1621, en van Balthasar Lemercier, 1626, zijn hiervoor kenmerkend. De figuratieve stijl van nauwkeurig uitgewerkte figuurtjes en dieren, omgeven door de klassieke renaissance ornamentmotieven,wordt verlaten voor een half abstracte, half florale compositie, die men in Duitsland 'Schotenwerk' - letterlijk peulwerk - heeft genoemd, waarschijnlijk omwille van de vele smalle, uitgerekte halve manen - precies bonen - die er in voorkomen. Het uitzicht van de juwelen zou men versoberd kunnen noemen, doch een diepe, rijke schittering van diamanten compenseerde ruim de kleurenrijkdom die men vroeger kon bewonderen.  Versobering dreigde niettemin toch : de edicten van Lodewijk XIII die de Franse adel verbood het mooie Franse geld aan loutere luxe te verspillen, heeft de juwelenpracht in dit land wel doen teruglopen. Even geraakte de Antwerpse diamantnijverheid in paniek, toen in 1618 de Franse koning de invoer van geslepen goed uit Antwerpen verbood. Dank zij druk diplomatiek overleg werd het verbod snel opgegeven.

Op het Franse kostuum dat vanaf ca. 1625-30 Europese mode wordt, ziet men doorgaans een opsmuk met enkele frappante diamantjuwelen en/of parels. Deze kostbaarheden worden niet meer over het gehele gewaad uitgespreid, doch beperken zich tot duidelijk accenten. Rond het midden van de 17de eeuw zal de roosslijpvorm het juweel veroveren; zij leidt een ongehoorde opbloei in van het diamantjuweel in de 18de eeuw, die reeds door de evolutie ervan in Rubens' tijd werd voorbereid.

top

Rubens, Peter Paul, 1577-1640

Zuid-Nederlands schilder, tekenaar en diplomaat, zoon van de Antwerpse advocaat Jan Rubens en van Maria Pypelinckx.  In 1592 werd hij leerling van de landschapsschilder Tobias Verhaecht, vervolgens van Adam van Noort en Otto van Veen. In 1598 werd hij vrijmeester in Antwerpen. In de psychologische uitdrukking in zijn portretten toonde hij zich toen al de meerdere van zijn leermeester. Hij reisde met zijn broer Filips naar Italië in 1600 en verbleef acht jaar daar als officiële schilder van Hertog Vincenzo Gonzaga te Mantua. In deze periode verbleef hij ook korte tijd aan het hof te Madrid, waar hij belast was met een officiële opdracht van Filips III van Spanje. In 1606 ontstonden werken als Kerstnacht en twee altaarstukken voor het hoogaltaar van de Chiesa Nuova te Rome waarbij, behalve harmonie tussen Rafaëls evenwichtigheid in de compositie, Michelangelo’s dramatische bewogenheid en het Venetiaans aandoend koloriet, een persoonlijke visie heel sterk opvalt. In 1608 keerde hij terug naar Antwerpen, waar hij zich toen definitief vestigde. Kort daarna werd hij officieel Antwerps stadsschilder en illustratieontwerper voor de Officina Plantiniana en in 1609 werd hij benoemd tot hofschilder van de aartshertogen Albrecht en Isabella. Na de dood van aartshertog Albrecht bleef Rubens als hofschilder in dienst van Isabella.

 

 

In de periode 1608 tot 1618 richtte hij zijn vermaarde atelier op. Bij de definitieve uitvoering van het merendeel van zijn schilderijen werd Rubens bijgestaan door een wisselende groep van schilders. Uit deze periode dagtekenen Rubens’ beroemdste altaarstukken: Kruisoprichting en Kruisafneming. Behalve religieuze onderwerpen schilderde de kunstenaar in deze periode ook talrijke mythologische taferelen; De Amazonenslag, De roof van de dochters van Leucippus, evenals ongemeen virtuoze jachttaferelen en robuust getypeerde portretten, en voor het Zelfportret met Isabella Brant. De schilderijen in de periode 1618 tot 1630 tonen een meer beheerste, hoewel steeds bewogen vormgeving en een helder en warm koloriet, zoals De bekering van Sint-Bavo, Aanbidding der Wijzen. Hij maakte de plafondschilderstukken van de Antwerpse Jezuïetenkerk, waarvan alleen enkele olieverfschetsen bewaard bleven, alsmede omvangrijke altaarstukken als Tronende Madonna met kind, eigenlijk Sacra conversazione. Een belangrijke opdracht uit deze tijd is een cyclus met 25 taferelen, voorstellend de gedenkwaardige gebeurtenissen in het leven van Maria de Médicis, voor het Palais du Luxembourg te Parijs. In zijn laatste levensperiode 1630 tot 1640 vervaardigde Rubens de stemmigste landschappen en bucolische taferelen, zoals de Liefdestuin, De zonsondergang en De Vogelvangers. Onder de altaarstukken vallen vooral enkele fel bewogen marteltaferelen op: De marteldood van de H. Livinus, De marteldood van St.-Petrus en De marteldood van St.-Andreas. In 1636 kreeg Rubens van Filips IV van Spanje opdracht voor het schilderen van ruim honderd taferelen met voorstellingen uit Ovidius’ Metamorfosen voor het jachtpaviljoen Torre de la Parada. Rubens was een geniaal vernieuwer van de Vlaamse schilderkunst in de 17de eeuw. Zijn invloed op jongere tijdgenoten als Van Dyck en Jordaens was zeer diepgaand.